Over die aanschaf wordt sarcastisch gedaan
Tekst 1
Toen [naam] vertelde dat hij een nieuwe [product] had gekocht, was de reactie van zijn vrienden niet bepaald positief. “Oh, dat is leuk”, zei [vriend 1]. “Een [product]. Zoiets heb ik ook. Het is echt heel handig.”
“Ja, het is wel heel praktisch”, zei [vriend 2]. “Maar ook wel heel duur.”
“En het is ook nog eens heel slecht voor het milieu”, zei [vriend 3].
[Naam] voelde zich een beetje ongemakkelijk. Hij wist dat zijn vrienden een beetje sarcastisch waren, maar hij wist ook niet goed hoe hij daarop moest reageren.
Tekst 2
[Naam] had net een nieuwe [product] gekocht. Hij was er heel trots op. Hij vertelde het aan iedereen die hij tegenkwam.
“Ik heb een nieuwe [product] gekocht”, zei hij tegen [vriend 1]. “Het is echt geweldig.”
“O, dat is leuk”, zei [vriend 1]. “Wat kostte het?”
[Naam] vertelde de prijs. [Vriend 1] fronsde zijn wenkbrauwen.
“Dat is wel heel duur”, zei hij.
“Ja, maar het is het waard”, zei [naam]. “Het is echt heel goed.”
[Vriend 1] keek [naam] met een scheef oog aan. “Nou ja, als jij het zegt”, zei hij.
Tekst 3
[Naam] had net een nieuwe [product] gekocht. Hij was er heel blij mee. Hij vertelde het aan iedereen die hij tegenkwam.
“Ik heb een nieuwe [product] gekocht”, zei hij tegen [vriend 2]. “Het is echt heel gaaf.”
“O, dat is leuk”, zei [vriend 2]. “Wat heb je er voor betaald?”
[Naam] vertelde de prijs. [Vriend 2] lachte.
“Nou, dat is wel een beetje overdreven”, zei hij. “Je kunt er ook een paar keer goed uit eten voor.”
[Naam] voelde zich een beetje beledigd. “Ja, maar dat is het waard”, zei hij. “Het is echt heel goed.”
“Nou ja, als jij het zegt”, zei [vriend 2].
Tekst 4
[Naam] had net een nieuwe [product] gekocht. Hij was er heel enthousiast over. Hij vertelde het aan iedereen die hij tegenkwam.
“Ik heb een nieuwe [product] gekocht”, zei hij tegen [vriend 3]. “Het is echt geweldig.”
“O, dat is leuk”, zei [vriend 3]. “Wat is het nut ervan?”
[Naam] vertelde wat het nut van het product was. [Vriend 3] haalde zijn schouders op.
“Nou, dat lijkt me niet zo nodig”, zei hij. “Je kunt het ook gewoon met je handen doen.”
[Naam] was een beetje teleurgesteld. Hij had gehoopt dat zijn vrienden enthousiast zouden zijn over zijn nieuwe aanschaf. Maar het leek erop dat ze het allemaal een beetje overdreven vonden.
Conclusie
In alle vier de teksten wordt er sarcastisch gedaan over de aanschaf van een [product]. In de eerste tekst wordt het product afgeschilderd als onpraktisch, duur en slecht voor het milieu. In de tweede tekst wordt het product afgeschilderd als te duur. In de derde tekst wordt het product afgeschilderd als overdreven. En in de vierde tekst wordt het product afgeschilderd als nutteloos.
De sarcastisch toon wordt in de teksten gecreëerd door het gebruik van sarcastische woorden en uitdrukkingen, zoals “heel handig”, “echt heel praktisch”, “wel heel duur”, “ook nog eens heel slecht voor het milieu”, “een beetje overdreven”, “nou ja, als jij het zegt” en “dat lijkt me niet zo nodig”.